Bijlage I: overzicht eisen aan werkplaatsen

Actuele regelgeving

  1. Algemene eisen

    De werkplaats is:

    1. overdekt, behoorlijk af te sluiten, goed verlicht en voorzien van verwarming;
    2. van zodanige afmetingen en zodanig ingericht dat de voertuigen waaraan de werkzaamheden worden verricht aan tachografen in deze ruimte zodanig kunnen worden opgesteld dat zij van alle zijden goed toegankelijk zijn;
    3. zodanig ingericht dat de administratie van de werkzaamheden behoorlijk kan worden uitgevoerd.  

    In de werkplaats zijn aanwezig:

    1. een voorziening die geschikt is voor het gebruik van datacommunicatie;
    2. het register, bedoeld in artikel 3:6;
    3. de administratie van de manipulatieformulieren en het certificaat van onmogelijkheid van gegevensoverdracht;
    4. een deugdelijke administratie van zegelnummers.  

  2. Eisen aan de inspectieput of hefinrichting

    In de werkplaats is een inspectieput of hefinrichting aanwezig:

    1. die geschikt is voor de voertuigen waaraan de werkzaamheden van de  tachografen worden verricht;
    2. die is voorzien van een doelmatige verlichting;
    3. waarvan het draagvermogen hefinrichting zichtbaar is aangebracht;
    4. die een tachograaftechnicus in staat stelt de werkzaamheden aan het voertuig en de tachograaf nagenoeg over de hele lengte rechtopstaand uit te voeren. Dit betekent dat:
      1. de hefinrichting een hefhoogte heeft van ten minste 1,35 m;
      2. de inspectieput een diepte heeft van ten minste 1,35 m;
      3. die in een goede staat van onderhoud verkeert.  

     

  3. Vereiste apparatuur

    In de werkplaats is de volgende apparatuur aanwezig:

    1. een door de  tachograaffabrikant geaccepteerde rollentestbank of remmentestbank ten behoeve van het bepalen van het kenmerkend coëfficiënt of het bepalen van de bandenomtrek dan wel een voor motorrijtuigen geschikte horizontale effen meetbaan van ten minste 20 meter lengte;
    2. een dubbel geïsoleerde veiligheidslooplamp dan wel een zaklantaarn, al dan niet voorzien van een oplaadbare accu, die enerzijds een zodanige lichtsterkte heeft dat ook moeilijk bereikbare onderdelen van een voertuig voldoende helder kunnen worden verlicht om een nauwkeurige controle van een tachograafinstallatie mogelijk te maken en die anderzijds zodanig is afgeschermd dat degene die de keuring uitvoert niet door het uitgestraalde licht wordt verblind;
    3. een meetband met een minimale nauwkeurigheidsklasse III van voldoende lengte(minimaal 20 meter);
    4. basisgereedschap voor de werkzaamheden van een tachograaf;
    5. een bandenpomp met bandenluchtdrukmeetapparatuur;
    6. een doelmatige bandenprofieldieptemeter met verende stift en met een meetnauwkeurigheid van 0,1 mm;
    7. die in goede staat van onderhoud verkeert.  

  4. Tachograafspecifieke eisen

    In de werkplaats is, in goede staat van onderhoud en voorzien van CE-markering en aanvullende metrologische markering, aanwezig voor de typen tachografen waarop de werkzaamheden zien:

    1. door de fabrikant of importeur van een tachograaf voorgeschreven dan wel door de Dienst Wegverkeer gelijkwaardig geachte meetapparatuur voor het bepalen van het kenmerkend coëfficiënt;
    2. een door de fabrikant of importeur van tachografen voorgeschreven dan wel een door de Dienst Wegverkeer gelijkwaardig geachte impulsenteller;
    3. door de fabrikant of importeur van tachografen voorgeschreven dan wel door de Dienst Wegverkeer gelijkwaardig geachte testapparatuur voor snelheids- en afstandsmetingen alsmede voor de daarop betrekking hebbende registratie;
    4. een verzegelinrichting;
    5. overige, door de fabrikant of importeur van de tachografen voorgeschreven dan wel door de Dienst Wegverkeer gelijkwaardig geachte gereedschappen, apparatuur, werkplaatshandboeken, actuele documentatie en, voor de elektronische apparatuur, handleidingen in de Nederlandse taal;
    6. een afsluitbare kast, dan wel over een gelijkwaardige voorziening, waarin de hierboven genoemde testapparatuur, verzegelinrichting en documentatie worden opgeborgen.
    7. Indien werkzaamheden aan een analoge tachograaf worden uitgevoerd:
      1. apparatuur voorzien van een loep voor de werkzaamheden en van testregistratiebladen;
      2. een onderzoeksjabloon waarop de toegestane tolerantiegebieden staan aangegeven.