Digitale tachograaf 2-jaarlijkse kalibratie procedure
Actuele regelgeving
-
(Dit stappenplan is slechts een hulpmiddel voor de erkenninghouder en geen voorschrift)
- Controleer het voertuig en de tachograaf vooruitlopend op kalibratieproces. Maak bij het vervangen van een voertuigunit en niet veilig kunnen stellen van data van minimaal de afgelopen 90 dagen een COU op in het RDW-register.
- Controleer aanwezigheid van oude installatieplaat en of de voertuigunit binnen handbereik is geplaatst. Controleer de voertuigunit of deze goed functioneert.
- Controleer de voertuigunit op aanwezige fouten. Het display en de specifieke eigenschappen van de voertuigunit of deze gebruiksklaar is.
- Vervang eventueel de bufferbatterij en/of DSRC-module zoals voorgeschreven door fabrikant voor type voertuigunit Verzegel het batterijvak opnieuw en voorzie het zegel van het kenmerkteken van de werkplaats.
- Maak een print ‘Technische gegevens’ en vergelijk deze met de installatieplaat in het voertuig op manipulatie Bewaar deze 1e print voor de controle van de tachograaf.
- Plaats uw werkplaatskaart in de voertuigunit en voer uw persoonlijke pincode in.
- Voer de verificatie van de bewegingssensor uit d.m.v. een omloopkabel of een andere methode.
- Voer een veiligheid- en integriteit check uit op manipulatie. Fabriekszegels aanwezig en intact.
- Verwijder de werkplaatskaart uit de voertuigunit.
- Maak een 2e print ‘Technische gegevens’. Controleer serienummer van de bewegingssensor en of de gegevens overeenkomen met gegevens op 1e print.
- Plaats opnieuw uw werkplaatskaart in de voertuigunit en voer uw persoonlijke pincode in. Sluit oorspronkelijke bedrading aan.
- Kijk of de voertuigunit en de bewegingssensor opnieuw koppelen al dan niet met behulp van testapparatuur.
- Controleer de tachograaf op manipulatie en doe verslaglegging van de manipulatie controle.
- Maak bij aangetroffen manipulatie een manipulatieformulier op in het RDW-register. Het ontvangen RDW-formulier moet u meegeven aan de voertuigeigenaar.
- Controleer alle signaalfuncties van de tachograaf.
- Doe een afstandstest en controleer de kilometerteller.
- Doe een snelheidstest en controleer de juistheid van de snelheidsmeter.
- Kalibreer de tachograaf volgens de procedure en gebruik de voorgeschreven apparatuur.
- Controleer, bevestig en verwerk de parameters bij van de voertuigunit.
- Controleer en kalibreer het IMS-signaal bij een 1e generatie 3e versie digitale tachograaf.
- Controleer en kalibreer van de smart tachograaf de GNSS-module volgens voorschriften fabrikant.
- Controleer en kalibreer van de smart tachograaf de DSRC-module volgens voorschriften fabrikant.
- Verwerk de gegevens van de DSRC en GNSS.
- Controleer de datum en UTC-tijd van de voertuigunit en pas deze eventueel aan.
- Verzegel alle niet traceerbare onderbrekingen van de tachograafinstallatie met de goedgekeurde zegel(s). En voorzie deze zegel(s) van het kenmerkteken van de werkplaats.
- Maak een proefrit om de werking van de tachograaf te kunnen beoordelen.
- Eventuele ‘Fouten & Voorvallen’ wissen al dan niet met behulp van testapparatuur.
- Verwijder de werkplaatskaart en maak als laatste een 3e print ‘Technische gegevens’ om vast te stellen dat de gewijzigde parameters zijn vastgelegd in de voertuigunit. Archiveer deze print samen met de print-out gebeurtenissen bij de registerkaart.
- Maak een registerkaart van de uitgevoerde werkzaamheden en een installatieplaat.
- Meld binnen 24 uur (binnen openingstijden RDW) de uitgevoerde werkzaamheden bij de RDW.
- Als er geen steekproef volgt verwijderd u de oude installatieplaat en breng de nieuwe aan in het voertuig en sluit de werkzaamheden af. Indien een steekproef valt volgt u de instructies van de RDW-medewerker op.
- Indien de werkzaamheden niet kunnen worden afgerond maak dan in het RDW-register een zegelverbrekingsformulier op en geef een print mee aan de voertuigeigenaar/chauffeur